1 voor het zoete deeg: 15 gm verse gist of 2 tl gedroogde gist 1 theel fijne witte suiker 5 eetlepels lauwe melk 225 gm bakkersbloem 1/2 theel zout 25 gm fijne witte suiker 25 gm boter 1 klein ei losgeroerd 1 voor de vulling: 25 gm gesmolten boter 100 gm gedroogde vruchten, kleingesneden 1/2 theel gemengde specerijen 50 gm bruine basterdsuiker 2 eetlepels lichte suikerstroop of honing 1 kristalsuiker om te bestuiven Roer de gist en suiker door de melk. Als u gedroogde gist gebruikt het mengsel dan 5 minuten laten staan. Voeg 50 gr bloem toe en laat het mengsel circa 20 minuten staan tot zicht schuim vormt. Zeef de resterende bloem met zout en suiker en wrijf er de boter door. Maak er een kuiltje in en roer met het ei en het gistmengsel tot een zacht deeg. Laat het afgedekt in 1 uur rijzen tot het dubbele volume. Rol het deeg op een met bloem bestoven werkvlak uit tot een lap van 23 X 30 cm. Bestrijk hem met gesmolten boter en strooi er de vruchten, specerijen en suiker over. Rol het deeg op als een lange rollade en snijd deze in 9 plakken. Schik ze in een ingevette bakvorm van 18 X 18 cm. Laat ze afgedekt circa 40 minuten rijzen tot het dubbele volume; de plakken deeg moeten aan elkaar kleven. Verwarm de oven voor op 220 gr. C en bak ze goudbruin. Haal ze uit de vorm, bestrijk ze met stroop en bestrooi ze met suiker. Voor: 9 broodjes