1 Schil de appel, snij in 4 en snij elk kwartje in 4 schijven. Bak 5 min. op zacht vuur in een pan met de fijngesneden sjalot en een nootje gesmolten boter. Voeg op het einde een mespuntje kerrie en kaneel toe.
2 Haal het vel van de pensen en snij het vlees in schijfjes (12 van elke kleur). Bak goudbruin op matig vuur in een antikleefpan met de olijfolie. Laat uitlekken op keukenpapier.
3 Verwarm de oven voor op th. 6 – 180°C en neem er de grill uit.
4 Smelt 40 g boter. Smeer er lichtjes 2 brickvellen mee in. Bedek het midden van het eerste vel met 1 eetlepel amandelpoeder. Leg hierop 2 appelschijfjes en dan in het rond 6 schijfjes pens (3 van elke kleur, afwisselend). Vervolgens nog 2 appelschijfjes. Vouw de randen van het brickvel dicht naar het midden toe. Draai het pakje om en leg op het 2de vel. Vouw ook deze randen dicht naar het midden toe en steek vast met een tandenstoker.
5 Maak zo 4 pastillas. Leg bakpapier op de ovengrill, plaats hierop de pastilla’s en bak in 15 min. goudbruin in de oven.
6 Dien warm op, lichtjes bestrooid met poedersuiker en kaneel. Serveer eventueel met een salade van rucola.