1 Kruid de konijnenbouten met peper van de molen en wat zout.
2 Schep wat bloem in een schaaltje en wentel de bouten erin. Klop de overtollige bloem er voorzichtig af.
3 Verhit een ruime ovenvaste stoofpot op een matig vuur. Smelt er een klont boter in en kleur de stukken konijn aan beide zijden in de bruisende boter. Reken zo’n 5 minuten baktijd voor elke zijde. Het vlees hoeft nog niet te garen.
4 Pel intussen de sjalotten en snipper ze fijn.
5 Haal de bouten uit de pot en zet ze even opzij. Giet het braadvet weg en smelt een vers klontje boter in de pot.
6 Verwarm de oven voor op 180°C.
7 Stoof de snippers sjalot glazig. Roer af en toe even in de pot.
8 Voeg na een paar minuten de graanmosterd toe. Ik gebruik de traditionele Franse ‘moutarde de Meaux’. Laat de mosterd kort ‘meebakken’. Wellicht zie je de mosterdzaadjes ‘springen’ door de hitte.
9 Blus de pot met de witte wijn. Roer met een houten lepel de aanbaksels los.1
0 Rits de blaadjes van de tijm, hak het kruid fijn en doe ze in de pot.1
1 Laat de saus enkele minuten koken en leg de konijnenbillen erin.1
2 Plaats het deksel op de pot en zet hem in de hete oven. (Let op: de pot moet ovenvast zijn, en mag geen onderdelen bevatten die niet hittebestendig zijn!)1
3 Gaar de stoofpot met konijn gedurende 40 minuten in de oven van 180°C.1
4 Intussen kan je de witloofbereiding maken. (zie onder)1
5 Haal de pot uit de oven en schep de gare konijnenbouten er voorzichtig uit. Zet ze even opzij, zodat je de saus kan afwerken. (Hou de bouten warm onder bv. een vel aluminiumfolie.)1
6 Zet de pot op een zacht vuur en schenk de room erin. Laat de room zo’n 10 minuten inkoken. Meng de saus met de garde en proef. Kruid ze naar smaak met peper en zout.