Maak een schone theedoek vochtig en spreid hem uit in een vergiet. Schep er de ricotta in en laat in de koelkast 24 uur uitlekken. Begin de volgende dag met de cannoli. Maak een bergje van de bloem op het werkvlak. Maak er een kuiltje in en doe er de olie, de hele eieren en de dooiers, de suiker, de wijn, een snufje zout en eventueel de vanillesuiker in. Kneed van dit alles een stevig deeg, dat je een halfuur laat rusten in de koelkast. Rol het deeg op een met bloem bestoven werkvlak en met een dito deegroller uit tot een dunne lap. Snijd er rondjes uit met een doorsnee van 10 centimeter en wikkel die rond de buisjes. Smeer de naden dicht met eiwit dat je even hebt losgeklopt. Verhit een ruime hoeveelheid olijfolie in een diepe (frituur)pan en frituur de pijpjes met twee tegelijk. Schep ze uit de pan als ze goudbruin zijn en laat uitlekken op keukenpapier. Laat ze afkoelen en trek dan voorzichtig de buisjes eruit. Je kunt ze meteen vullen of (een paar dagen) bewaren in een afgesloten trommel. Doe voor de vulling de ricotta in een kom met de suiker en een snuf kaneel. Roer het geheel goed door met een vork, tot het mengsel glad en romig is. Vul de pijpjes met deze crème en doop de uiteinden in chocoladeschaafsel. Bestrooi de cannoli met poedersuiker en serveer, met een glaasje Marsala fine (of superiore). Om zelf cannoli te maken heb je iets nodig om het deeg omheen te rollen. Bij goedgesorteerde kookwinkels kun je daarvoor speciale buisjes kopen. Veel goedkoper is om bij een ijzerhandel een metalen buis in korte pijpjes te laten zagen. Vijl ze wel een beetje bij, anders loopt je baksessie uit op een Siciliaans bloedbad. Dit is een recept van Janneke Vreugdenhil
Cannoli (gefrituurde koekrolletjes) is een recept van Jerryke's Cuisine