De pruimen laten we zachtjes aan de kook komen in wat water. Bij deze pruimen strooien we een theelepel thee. Het potje mag een twintig minuten trekken van het vuur. We snijden de kabeljauw in blokjes van 5 centimeter. We laten een klontje boter smelten samen met de fijngehakte sjalot. Hierbij vloeit vervolgens de rode portwijn en de bouillon. Even aan de kook laten komen en het vuur laag draaien. De stukken kabeljauw en de uitgelekte pruimen glijden in de portpot en we laten dit een tiental minuten tegen het kookpunt aanzweven. We scheppen de kabeljauw en de pruimen uit de saus. Laat de saus even inkoken, laat van het vuur een stevige klont boter uitsmelten en dan vloeit ons machtig mysterieuze sausje over de verlangende kabeljauw. Dien op in een soepbord en eet er warme, versgebakken volkoren broodjes of notenbrood met hoeveboter bij en een glaasje van je favoriete rode wijn.