Begin met een drooggedepte zalmfilet met huid waar de schubben vanaf zijn. Vraag de visspecialist dit voor te doen. Controleer de filet op nog aanwezige graten en verwijder die. Snij verse dille klein. Maal en plet de peperkorrels tot grove peper. Meng de peper met het zout en de suiker. Wrijf de mix over de vis (aan de filet kant). Sprenkel citroensap over de vis. Wrijf heel licht nog wat suiker- en zoutmix op de huid. Verdeel de dille over de filetkant. Snij de filet in 2-en en leg de twee stukken op elkaar (de huid naar de buitenkant). Verpak de filets strak en stevig in een plastic zak, leg ze op een schaal in de koelkast. Laat de vis er 2 – 3 dagen staan. Draai de zak elke dag om. Haal de vis uit de koelkast en giet het vocht af. Snij de vis in zeer dunne plakjes van rechts naar links. Dat gaat het beste wanneer de vis heel koud of licht aangevroren is. Voor de mosterdsaus: 1 eetlepel Dijon mosterd 1 eetlepel azijn 1 eetlepel bruine suiker 1 eetlepels honing 1 dl zonnebloemolie Peper en zout Meng de mosterd met de azijn, de bruine suiker en de honing. Roer dit door elkaar tot de suiker is opgelost. Roer er druppelsgewijs zonnebloemolie door en voeg zout en peper toe. Serveer de zalm met wat mosterdsaus en eventueel geplukte waterkers.