Vooraf de garnalen pellen en de kopjes bewaren. De geschilde aardappelen koken, afgieten en laten drogen. Heet doorsteken met een draaizeef of een stamper. Vermengen met de eierdooiers, de helft van de boter en de kruiden. Grote, afgeplatte bollen draaien van het aardappelmengsel. Deze in het losgeslagen eiwit en het paneermeel wentelen, zoals bij aardappelkroketten. De handeling een tweede maal herhalen. Een dekseltje, dat later weggenomen wordt, nu reeds inkerven in de aardappelbol. De sint-jakobsvruchten spoelen in koud water en gedurende 5 minuten laten gaarsudderen in een bodempje water met wat zout en citroensap. Het zeeduivelvlees in blokjes snijden en op dezelfde manier laten gaar worden. De champignons in schijfjes snijden en gaarkoken met wat boter, een bodempje water, wat zout en ruim peper. Over de garnaalkopjes zoveel kokend water gieten als nodig is tot ze juist onderstaan en enkele minuten laten trekken. De rest van de boter smelten en vermengen met bloem. Deze blanke roux mengen met wat kookvocht van de zeeduivel, de sint-jakobsvruchten en de champignons en met een weinig garnaalextract. Al roerend binden op een matig vuur. De room bijvoegen en de saus wat laten inkoken. Eventueel door een zeef wrijven. De zeevruchten, de vis en de champignons in de saus mengen en warm houden. De aardappelbollen bakken in hete frituurolie. De deksels eraf snijden, de bakjes gedeeltelijk leeghalen en de holte royaal vullen met het zeebanket. Versieren met peterselie. Warm opdienen.