1 Breng in een pan het water met het vlees, de bouillontablet en het kruidenbuiltje langzaam aan de kook. Laat het vlees in ca. 1 uur zachtjes gaar worden. Snijd de peterselie heel fijn. Zeef de bouillon boven een maatbeker. Meet 200 ml bouillon af (de rest van bouillon wordt niet gebruikt).
2 Snijd de stukjes vlees heel klein. Smelt in een pan de boter. Roer de bloem erdoor en verwarm al roerend ca. 2 min. zachtjes. Schenk al roerend de helft van de bouillon erbij en blijf roeren tot er een gladde saus ontstaat. Roer scheutje voor scheutje de rest van de bouillon erdoor. Roer het vlees en de peterselie erdoor. Laat nog ca. 2 min. zachtjes doorkoken. Breng op smaak met peper, zout en nootmuskaat. Doe de saus in een diep bord, laat afkoelen en laat in de koelkast in minstens 2 uur koud worden.
3 Klop in een diep bord het ei met 2 el water los. Strooi het paneermeel op een plat bord. Snijd het vleesmengsel in 8 punten. Vorm elke portie tot kroket en rol het losjes door het paneermeel. Haal de kroketten vervolgens één voor één goed door het eimengsel en wentel dan door het paneermeel. Schud het overtollig paneermeel eraf. Bewaar de kroketten tot gebruik afgedekt in de koelkast.
4 Verhit het frituurvet tot 180 °C. Frituur 4 kroketten tegelijk in ca. 4 min. knapperig bruin. Laat in een vergiet op keukenpapier uitlekken. Leg op borden elk 2 kroketten.