Breek de eieren boven een kommetje en klop ze los. Doe de broodmix in een kom. Doe er 50 gram de melk en de eieren bij. Kneed dit met de deeghaken van de mixer goed door elkaar. Kneed het deeg met je handen nog even door. Dek de kom af met plasticfolie. Zet het deeg op een warme plaats, en laat het ongeveer 30 minuten rijzen. Snijd intussen de abrikozen in kleine stukjes. Strooi een heel dun aagje bloem op het schone aanrecht. Vet de bakvormen elk in met 1 eetlepel boter. Kneed het gerezen deeg nog ene keer door. Verdeel het in 2 stukken. Leg 1 stuk deeg op het bebloemde aanrecht. Rol het met de deegroller uit tot een lap van ongeveer 20 bij 30 cm. Doe hetzelfde met een tweede stuk. Verdeel 100 gram boter in vlokjes en verdeel die over de deeglappen. Bestrooi de deeglappen dan met de bruine suiker, 1 1/2 eetlepels kaneel, de abrikozen, en de pijnboompitten. Rol de deeglappen op tot 2 rollen van 30 cm lang. Snijd de rollen elk in 8 gelijke stukken. Zet in iedere bakvorm 8 stukjes deegrol rechtop tegen elkaar op. Dek de vormen af met plasticfolie en laat het deeg op een warme plaats nog ongeveer 45 minuten rijzen. Verwarm na een half uur rijzen de oven voor op 200 graden Celsius. Schuif de bakvormen in de oven en bak de broodjes in ongeveer 30 minuten mooi goudbruin en gaar. Roer in een kommetje de poedersuiker met 1 1/2 eetlepel kaneel en 2 eetlepels water tot een glanzend papje. Dit is glazuur. Bestrijk de broodjes in de vorm met het glazuur en laat ze afkoelen.