Roer van bloem en zout met melk een beslag, niet te dun, ongeveer zoals voor pannenkoeken. Roer er wat gesmolten boter en een lepel basterdsuiker door. Roer er nu de dooiers van de eieren door (reken 2 eieren per 125 g bloem). Klop de eiwitten stijf. Lepel ze door het beslag. Verhit boter in de koekenpan en lepel er zoveel beslag in dat er een laag van ca. 1/2 cm dik ontstaat. Zodra de bovenkant niet meer vloeibaar is, de koek keren en onmiddellijk met twee vorken aan flarden trekken. De flarden storten op een verwarmd bord en bestrooien met poedersuiker. Voor de tweede en volgende koeken, het beslag telkens even doorroeren, omdat het eiwit aan de oppervlakte komt drijven. Dit gerecht doet aan poffertjes denken maar is veel gemakkelijker te maken. De Schmarren zijn bovendien luchtiger dan poffertjes.