De kinderen van een vriendinnetje noemen schnitzels klopvlees. Voor een echte Wiener Schnitzel gebruik ik altijd een mooi stuk varkensfilet. Ik snijd er vinger dikke plakken van (let op, ik hem dikke vingers). Met een vlees hamer sla ik elke plak net zolang totdat hij minstens 2x zo groot in diameter en nog maar flinterdun is. Pas op je vingers! Als je de schnitsels zo zou bakken zouden de kanten gaan omkrullen. Om dat te voorkomen maak ik met een keukenschaar om de drie cm een klein knipje in de rand van het vlees. Ik zorg dat ik een grote platte schaal heb klaar staan met gewone bloem met eventueel wat kruiden er door. Meteen na het "kloppen" bebloem ik elke schnitzel goed. Voor het paneren klop ik wat eieren los met een scheutje olie. Elke schnitzel eerst door het ei en dan door de paneer halen. Houd je van een dik korstje, dan paneer je ze twee keer, anders laat je het bij een keer. Het lekkerst is het als je de schnitzels in wat roomboter met een klein scheutje olie bakt. Als ze aan twee kanten goud bruin zijn. dien je ze op.