Zeef de bloem met de gemalen zaadjes in een kom. Maak een kuiltje, brokkel daarin de gist, doe het water erbij, lost de gist op. Voeg de suiker en wat omliggende bloem toe en laat het papje eerst een minuut of tien rijzen. Dam gaat de zachte boter erbij en na even kneden ook het zout. Kneed een soepel deeg dat gemakkelijk van de handen loslaat. Bestuif het aanrecht met bloem. Rol het deeg daarop uit tot een plak van 15 bij 50 cm. Snijd hiervan met een deegradertje reepjes van 15 cm lang en niet breder dan 1 cm. Draai daarin een paar slagen, maak een ring, sla de uiteinden goed om elkaar. Bestrijk elke ring met losgeklopt ei, doop hem dan in een bord met sesamzaad. Beboter twee bakplaten, verdeel de ringen hierover en laat ze nog 1 1/2 uur staan, bedekt met een droge doek.( ze zullen niet veel rijzen). Verwarm de oven voor op 200 graden. Schuif de plaat op de middelste richtel, bak 10 minuten, keer de plaat achterstevoren, bak nog 5 minuten. Als ook de tweede plaat aan de beurt is geweest, legt u de ringen bij elkaar op een plaat en u laat ze nog 10 minuten in de uitgeschakelde oven met open deur drogen.