1 Snijd de koude boter in stukjes. Meng de bloem, suiker, boter en eierdooier in een keukenmachine. Snijd het vanillestokje over de lengte open, schraap met de punt van een mes het merg eruit en voeg toe. Meng tot een kruimelig deeg. Vorm een samenhangende bol, verpak in vershoudfolie en laat 1 uur rusten.
2 Verwarm de oven voor op 175 °C. Rol het deeg uit tot een lap van 4 mm dik. Snijd er zeshoekjes uit van Ø ca. 6 cm. Je kunt ook een malletje uitknippen van bakpapier om gelijke vormpjes te krijgen. Leg de koekjes op 2 met bakpapier beklede bakplaten. Schuif onder elkaar in de oven en bak de koekjes in 12-15 min. goudbruin en gaar. Verwissel de bakplaten halverwege. Laat de koekjes in 1 uur helemaal afkoelen.
3 Klop ondertussen de eiwitten los in een kom. Meng beetje bij beetje door de poedersuiker tot je een dik glazuur hebt. Het kan zijn dat je niet al het eiwit nodig hebt. Doe de helft van het dikke glazuur in een aparte kom en meng de cacaopoeder erdoor.
4 Vouw 2 cornetjes van bakpapier: knip een rechthoekig stuk bakpapier diagonaal doormidden. Je krijgt dan twee driehoeken. Rol van een driehoek een friteszakje.
5 Doe van elke kleur dik glazuur 2 el in een cornetje en vouw het papier aan de bovenkant van de cornetjes dicht.
6 Verdun de rest van beide soorten glazuur in de kommetjes tot een lopend glazuur door er wat water of water en extra eiwit aan toe te voegen. Verdeel het dunne glazuur over de koekjes: de helft van de koekjes met het witte en de andere helft met het donkere glazuur.
7 Knip een klein puntje van de cornetjes. Teken met het dikke (en andere kleur) glazuur spiraalsgewijs de contouren van het koekje na, van buiten naar binnen. Trek met de cocktailprikker vanuit het midden van het koekje naar elk hoekje een streep, dwars door het glazuur zodat er een spinnenweb ontstaat. Laat de koekjes 3 uur drogen.