1 Verwarm de oven voor op 200° C. Klop de eieren met de suiker en de vanillesuiker tot een dikke witte massa. Spatel er voorzichtig de gezeefde bloem en het cacaopoeder door. Giet het deeg in een ingevette en bebloemde bakvorm en bak 45 minuten in de oven. Controleer of de biscuit gaar is door erin te prikken met een satéstokje. Laat de biscuit afkoelen op een rooster en ontvorm. Laat minstens 12 uur rusten alvorens ‘m te versieren.
2 Giet de krieken door een zeef en vang het sap op.
3 Snij de biscuit in twee (of drie) lagen. Meng een beetje van het kriekensap met de kirsch. Besprenkel er de biscuit mee.
4 Los het maïszetmeel op in enkele eetlepels koud kriekensap. Breng de rest van het sap aan de kook en giet er het opgeloste maïszetmeel bij. Laat de vloeistof indikken en afkoelen. Meng er de krieken door, maar hou er een tiental apart voor de afwerking van de taart.
5 Klop de room stijf met de suiker.
6 Bestrijk een laag biscuit met kersen en slagroom. Dek af met een tweede laag biscuit. Werk af met slagroom, chocoladeschilfers en de apart gehouden krieken.