1 Verwarm de oven voor op stand 7 (210° C). Boter een soufflévorm met een doorsnede van 22 cm flink in. Bestrooi de bodem en wand met bloem, en draai hem dan om om de overtollige bloem te verwijderen. Verwarm de melk. Scheid het eiwit van het eigeel, zonder de dooiers te breken. Zeef de bloem.
2 Doe de boter in een kookpan van 1 L en laat smelten op een laag vuur. Neem de pan van het vuur en voeg de bloem toe. Roer zorgvuldig met een houten spatel om klontervorming te voorkomen. Zet de pan terug op het vuur en laat nog 2 min. zachtjes verder koken. Let op dat het mengsel niet gaat kleuren!
3 Voeg onder voortdurend roeren de lauwe melk, het zout, de peper en de muskaatnoot toe. Blijf roeren en laat nog 8 min. verder koken op een matig vuur. De bechamelsaus moet glad en dik zijn. Laat 5 min. afkoelen en voeg dan één voor één 4 eierdooiers en tot slot de kaas toe.
4 Voeg een mespuntje zout aan het eiwit toe en klop het stevig op. Meng krachtig een derde van het schuim onder het mengsel, om het zacht te maken. Schep er dan voorzichtig de rest onder. Er moeten nog enkele sporen eiwit zichtbaar blijven in het deeg.
5 Vul de bakvorm voor 3/4 en zet in de oven. Verlaag de temperatuur tot stand 6 (180° C) en laat 30 tot 35 min. bakken. De soufflé moet goudkleurig en mooi gerezen zijn. Dien onmiddellijk op, want een soufflé heeft geen geduld!