1 Zeef de bloem boven een kom. Voeg het ei en de helft van de vanillesuiker toe. Schenk de melk er langzaam bij en klop het tot een glad beslag. Verhit steeds een scheutje vloeibare margarine in een koekenpan en schep een lepel beslag in de pan.
2 Bak de pannenkoek aan beide kanten lichtbruin en gaar. Bak met ongeveer de helft van de vloeibare margarine en de rest van het beslag nog meer pannenkoeken. Leg de pannenkoeken op een bord en houd ze onder aluminiumfolie warm.
3 Steek ondertussen met een appelboor de klokhuizen uit de appels. Snijd de appels in ringen. Bak de appelringen in een grote koekenpan in de resterende margarine lichtbruin. Bestrooi ze met de rietsuiker en bak nog ca. 1 min. tot de suiker smelt en aan de appel blijft kleven. Roer voor de saus de vanillevla met de slagroom door elkaar.
4 Leg een pannenkoek op een schaal. Leg er appelringen op. Herhaal deze lagen. Bestrooi de pannenkoekentaart met poedersuiker. Snijd hem aan tafel in punten en serveer met de vanillesaus.