1 Smelt de boter in een pan met dikke bodem en fruit hierin de sjalot circa 4 minuten op een lage stand. Voeg de bloem in een keer al roerend toe en roer een paar minuten tot de bloem van de bodem loslaat. Giet de wijn en visbouillon erbij. Breng al roerend aan de kook tot een gladde, gebonden saus. Laat circa 10 minuten zachtjes koken en roer regelmatig over de bodem van de pan. Roer de garnalen door de saus en breng op smaak met zout en peper. Schenk de ragout uit op een met water omgespoelde bakplaat of ovenschaal en laat afkoelen. Dek af met vershoudfolie en laat circa 2 uur opstijven in de koelkast.
2 Vorm met de hand circa 12 kroketjes van de ragout. Gebruik genoeg bloem om plakken te voorkomen. Zet 3 schalen klaar met daarin een laagje bloem, paneermeel en eiwit. Haal de kroketjes eerst door de bloem, vervolgens door het eiwit en als laatste door het paneermeel. Herhaal deze stappen eventueel voor een stevigere paneerlaag. Leg de kroketjes op een schaal en laat afgedekt nog circa 30 minuten opstijven in de koelkast. Verhit de olie tot 180°C en bak de kroketjes in porties van 4 stuks in enkele minuten goudbruin. Lekker met gefrituurde peterselie en een partje citroen.