1 Halveer het vanillestokje in de lengte en schraap met de punt van een mes het merg eruit. Klop de boter en basterdsuiker in 4 min. licht en luchtig. Voeg het vanillemerg en 1 ei toe. Zeef de bloem en het zout erboven en mix kort tot een egaal deeg. Maak er een bal van en laat minimaal 1 uur rusten in de koelkast.
2 Verwarm de oven voor op 160 °C. Verdeel het deeg in 2 gelijke stukken. Leg 1 stuk tot gebruik terug in de koelkast.
3 Rol op een met bloem bestoven werkblad het andere stuk deeg met een deegroller uit tot een dunne lap van ca. 5 mm dik. Steek er met behulp van de uitsteker ca. 10 kransjes uit en leg ze op een met bakpapier beklede bakplaat. Splits het andere ei en klop de eidooier los. Bestrijk de kransjes dun met eidooier en bestrooi ze met amandelschaafsel. Bak de kransjes in de oven in ca. 15 min. goudbruin en gaar.
4 Laat 5 min. afkoelen op de bakplaat en laat ze vervolgens helemaal afkoelen op een rooster. Rol de rest van het deeg uit en steek er ook ca. 10 kransjes uit. Leg ze op een met bakpapier beklede bakplaat en bak in ca. 15 min. goudbruin en gaar.
5 Laat de koekjes afkoelen. Vouw ondertussen een cornetje van bakpapier. Meng de poedersuiker met het kokende water tot een dik glazuur (yoghurtdikte). Vul het cornetje met glazuur en versier de kransjes zonder amandelschaafsel met sneeuwvlokjes en streepjes. Bestrooi de kerstkransjes met amandelschaafsel licht met poedersuiker.