1 Snijd het varkens en kippenvlees in blokjes en laat gedurende 1 uur marineren in enkele eetlepels sojasaus. ( Het marineren hoeft niet, maar het maakt het vlees malser en sneller gaar).
2 Kook ondertussen de rijst gaar.
3 Laat de erwtjes 5 minuten koken en laat daarna uitlekken.
4 Snijd de krabstaafjes in stukken van 1 cm. Wrijf de champignons schoon en snijd ze in schijfjes.
5 Maak de wortelen schoon en snijd ze in blokjes. Spoel de paprika, snijd hem doormidden, verwijder zaadlijsten en zaden en snijd het vruchtvlees in blokjes. Spoel de sojascheuten en verdeel de lente-uitjes in ringen. Schil de gemberwortel en snipper hem fijn. Pel de teentjes look.
6 Verhit de olie in de wok. Neem het vlees uit de marinade en bak het in drie minuten goudbruin met de uitgeknepen look en de gesnipperde gemberwortel. Strooi er de poedersuiker over, zodat het vlees karameliseert. Neem het vlees uit de wok. Doe weer wat olie in de pan. Roerbak de wortelen en de paprika gedurende 2 minuten. Voeg daarna de overige groenten toe en roerbak nog 3 minuten. Schep de groenten uit de wok.
7 Doe opnieuw wat olie in de pan en bak er de rijst even in. Voeg al de overige ingrediënten toe. Dus ook de garnalen en de krab. Roerbak het geheel nog even.
8 Bak van de eieren een omelet en snijd ze in reepjes. Leg ze op de nasi.