1 Snij de wortel en de sjalot in stukken. Vermeng de wijn, de azijn en de olie in een diepe kom. Leg er het vlees bij. Voeg er de groenten en de smaakmakers aan toe. Dek af en laat minstens 24 uur marineren.
2 Dep het gemarineerde gebraad droog. Braad het kort rondom aan op een vrij hoog vuur, in flink wat solo.
3 Blus met een paar eetlepels marinade. Doe er de stukken sjalot en wortel uit de marinade bij. Laat op een matig vuur 35 à 40 minuten verder garen. Lepel er af en toe wat marinade bij, zodat het niet aanbrandt. Kruid het gebraad met pezo. Haal het gebraad uit de pan en hou het warm onder aluminiumfolie.
4 Zeef het braadvocht en doe het, samen met de rest van de gezeefde marinade, weer in de braadpan. Laat tot ongeveer de helft inkoken.
5 Voeg er de bessengelei aan toe. Roer goed glad. Laat nog even doorwarmen en kruid naar smaak bij.
6 Snij het gebraad in plakken. Lepel er de hete saus bij.
7 Serveer met in boter gebakken appelschijfjes en aardappelblokjes.
8 Tip: Als je de saus wat dikker wilt, bind je ze met bloem of werk je ze op met koude boter.