1 Zet de krieltjes op in een laag koud water. Kook ze in ca. 10 min. gaar. Afgieten.
2 Snijd ondertussen de kipfilet in dunne lapjes. Pel en snijd de ui in schijfjes. Schil en snijd de appel in stukjes.
3 Verwarm de vloeibare margarine in grote steelpan en bak hierin de schijfjes kipfilet in ca. 8 min. goudbruin. Haal de lapjes kip uit de pan en houd ze warm op een bord afgedekt met aluminiumfolie.
4 Zet de pan terug op het vuur en voeg de ui en appel toe, bak ca. 3 minuten. Schep de helft uit de pan en houdt het apart. Voeg het sap aan de pan toe en breng aan de kook. Voeg het bouillonketeltje toe, laat het al roerende smelten en laat op laag vuur 5 min. zachtjes koken. Geregeld roeren. Pureer de stukjes in de saus met een staafmixer fijn.
5 Verdeel ondertussen de bloemkool in kleine roosjes. Kook de bloemkoolroosjes in ruim gezouten kokend water in ca. 8 min. gaar. Afgieten. Evt. naar smaak wat peper toevoegen.
6 Roer de mosterd en de achtergehouden stukjes ui en appel door de saus. Leg de kip terug in de pan met saus en laat nog 2 min. zachtjes pruttelen. Voeg peper naar smaak toe.
7 Schep de peterselie door de krieltjes. Verdeel de krieltjes en de bloemkool over 4 warme borden, leg de lapjes kip ernaast en schep wat mosterd-appelsaus over de kip.