Het meel, de gist en de margarine moeten op kamertemperatuur zijn. Maak het water lauwwarm. Los de gist op in een klein gedeelte van het water. (Als gedroogde gist gebruikt wordt kan die gewoon met het meel vermengd worden). Vermeng de gist met het meel, voeg het grootste gedeelte van het water en het zout toe. Kneed alles grondig door elkaar. Als het deeg te droog is nog wat water toevoegen. Laat het deeg tot het dubbele volume rijzen. Vermeng het gehakt met de eieren, zout en peper en de kruiden. Weeg het deeg en verdeel het in 15 gelijke stukken. Rol deze uit tot een lapje van ca. 12 x 16 cm. Verdeel het gehakt ook in 15 gelijke delen, maak hiervan rolletjes en leg die op de deegplakjes. Vouw de zijkanten van het deeg over het worstje en rol het dan op. Druk de naden stevig op elkaar en leg ze met de naad naar beneden op een ingevette bakplaat. Strijk de bovenzijde af met losgeklopt ei. Bij 220? C 15 a 20 minuten bakken.