Schil de peren en snijd ze in partjes. Leg de peertjes in de pan, voeg het druivensap, 50 gram suiker en het vanillestokje toe. Breng alles aan de kook en stoof de peertjes afgedekt 1 uur op een heel zacht vuur. Laat ze afkoelen. Meng de bloem en basterdsuiker met een snufje zout en de boter in de keukenmachine met deegmessen tot kruimels. Laat de machine draaien en voeg dan zo veel ijskoud water toe tot er een deegbal ontstaat. Wikkel het deeg in foli en laat het in de koelkast ca. 30 minuten rusten. Vet de taartvorm in. Verwarm in en steelpan de rest (150 gram) van de suiker met 2 eetlepels water en laat de suiker op een zacht vuur smelten. Zet het vuur hoog en laat de suiker zonder te roeren kleuren tot een goudbruine karamel. Schenk de karamel in de taartvorm en verdeel het gelijkmatig over de bodem (door de vorm rond te draaien). Giet de peertje af en verdeel ze over de karamel. Bestuif het aanrecht met bloem. Rol het deeg uit tot een ronde lap die iets groter is dan de taartvorm. Bedek de peren met het deeg en druk het iets aan. Bak de taart in het midden van de oven in 20 tot 25 minuten goudbruin en gaar. Klop intussen de slagroom met de poedersuiker en kaneel lobbig. Leg een platte schaal op de taartvorm en keer de perentaart om. Serveer de taart lauwwarm met de room.